‘De Staatsveiligheid wist precies waar ik mee bezig was’

Heeft jihadexpert Montasser AlDe’emeh een geradicaliseerde moslim proberen vrij te krijgen met een vals attest? De Mechelse rechtbank liet er in haar vonnis geen twijfel over bestaan. In dit gesprek legt AlDe’emeh omstandig uit waarom hij die beslissing aanvecht. ‘Ik word gestraft wegens mijn engagement voor de Staatsveiligheid. Dat kan ik bewijzen.’

25 november 2015: in het kader van een gerechtelijk onderzoek tapt de politie een telefoongesprek af tussen de flamboyante onderzoeker/journalist/hulpverlener Montasser AlDe’emeh en Khalid Ouchan, imam van de Al-Buraq-moskee in Mechelen. Het gesprek gaat over Jawad Ouchan, de jongere broer van de imam. De jonge moslim is daags voordien opgepakt vanwege zijn lidmaatschap van The Way of Life, een club die wordt omschreven als de opvolger van Sharia4Belgium. Khalid Ouchan en advocaat N. R. willen Jawad uit de gevangenis krijgen en nemen daarom telefonisch contact op met AlDe’emeh. Of hij, als bezieler en gezicht van het ‘deradicaliseringscen-trum’ De Weg Naar in Molenbeek, een attest kan leveren waaruit zou blijken dat de jonge broer een cursus deradicalisering heeft gevolgd?

In het afgetapte gesprek toont AlDe’emeh zich zeer bereidwillig. Hij zegt tegen de advocaat en de imam dat ze naar zijn huis in Molenbeek moeten komen. Daar wordt de zaak besproken, maar over de inhoud van dat gesprek lopen de meningen uiteen. In elk geval kon advocaat R. drie dagen later de zaak van Jawad Ouchan – overigens vruchteloos – bepleiten met een deradicaliseringsattest in de hand.

De advocaat, de imam en AlDe’emeh werden daarvoor medio november veroordeeld tot zes maanden met uitstel en een geldboete van 600 euro. Een onterechte veroordeling, vindt AlDe’emeh. Hij betoogt dat hij geen strafbare pleiten heeft gepleegd en dat de operatie paste in zijn functie binnen de Staatsveiligheid. Via een beroepsprocedure hoopt hij over enkele weken alsnog te worden vrijgesproken.

Uit het afgetapte gesprek blijkt nochtans heel duidelijk dat u het gevraagde attest wou leveren. 

AlDe’emeh: U moet dat gesprek in zijn context zien. Ik heb de imam inderdaad gezegd dat ze naar mijn huis in Molenbeek mochten komen, om te bespreken wat we konden doen. Dat telefoongesprek vond ’s avonds laat plaats. Om één uur ‘s nachts zijn die twee bij mij thuis gearriveerd, en hebben ze het hele verhaal gedaan. Hoewel doodmoe, heb ik geluisterd, notities gemaakt en mee nagedacht over een oplossing. Na afloop heb ik die notities en een soort voorstel gemaild naar advocaat R. Tot zover mijn rol in deze zaak. Ik denk niet dat u hier iets strafbaars hebt gehoord. Aan schriftvervalsing heb ik mij in geen geval bezondigd. Mijn tekst is, zonder mijn toestemming, gebruikt in het bewuste deradicaliseringsattest. Het logo van mijn centrum én een vervalsing van mijn handtekening zijn er later aan toegevoegd. Dat heeft advocaat R. trouwens ook toegegeven.

Maar u hebt dus wel een voorstel naar de advocaat gemaild. Dat maakt u toch medeplichtig?

AlDe’emeh: Ik wou de imam aan het lijntje houden. Dat hoorde bij mijn opdracht binnen de Staatsveiligheid. Ik kan dat ook bewijzen. Ze hebben mij gezegd dat Jawad Ouchan goeie contacten had met kernfiguren binnen The Way of Life. Via hem kon ik toegang krijgen tot informatie waar je anders nooit aan raakt. Als ik tegen zijn oudere broer en zijn advocaat had gezegd dat ik er niks mee te maken wilde hebben, had ik zeer waarschijnlijk een waardevolle bron verloren. Ik had ook geen reden om aan te nemen dat dit een gevaarlijk spel was. De imam had een onberispelijke reputatie, hij deed – niet zonder succes - zijn uiterste best om zijn broer op het rechte pad te houden. Bovendien heeft hij in het verleden samengewerkt met mijn centrum. In mijn ogen viel er op die manier wel iets te regelen.

U was met andere woorden wel bereid om zo’n attest te leveren?

AlDe’emeh: Ik was de mogelijkheden aan het onderzoeken. Maar ik heb – laat dat duidelijk zijn – geen vals attest afgeleverd.

Wist de Staatsveiligheid van deze kwestie?

AlDe’emeh: Ik heb de kwestie meteen voorgelegd aan iemand van mijn team binnen de Staatsveiligheid. Ze wisten precies waar ik mee bezig was.

En ze hadden geen bezwaar?

AlDe’emeh: Er is me gezegd dat het interessant zou zijn om de imam te helpen. Al mag ik – daar moet ik eerlijk in zijn – ook niet zeggen dat ze me expliciet gevraagd hebben om een attest te leveren. Wat ik trouwens ook niet heb gedaan.

Openbaar aanklager Jan Kerkhofs beschuldigde u in de aanloop naar het proces van ‘plat bedrog’, met de bedoeling ‘de rechtsstaat op te lichten’.

AlDe’emeh: Dat is complete onzin. Weinig is me zo dierbaar als de rechtsstaat. En nogmaals: het hoorde bij mijn opdracht om mensen als Jawad Ouchan in de gaten te houden. Als dat mijn opdracht niet was, zou ik nooit met zijn oudere broer en zijn advocaat zijn gaan samenzitten. Waarom zou ik dat ook doen? En als het echt mijn bedoeling was om een vals attest af te leveren, had ik er ook wel zelf mijn handtekening onder gezet, en hadden ze die niet hoeven te vervalsen.

Wist de politie dat u werkte voor de Staatsveiligheid?

AlDe’emeh: Aanvankelijk niet. Dat is natuurlijk het absurde aan deze zaak. De ene dienst tapte de telefoongesprekken af die ik voerde in het kader van mijn werk voor een andere veiligheidsdienst. Nadat ik begin dit jaar werd gearresteerd en een dag in het cachot hebben mogen zitten, heb ik – off the record – aan de onderzoeksrechter gezegd dat ik voor de Veiligheid van de Staat werkte. Helaas heeft die onderzoeksrechter dat niet voor zichzelf gehouden. Niet veel later kreeg ik te horen dat de top van de Staatsveiligheid afstand van mij zou nemen: ik had de discretie niet bewaard.

Waarom verdedigt de Staatsveiligheid u niet?

AlDe’emeh: Ik denk of hoop dat de top mij, discreet en achter de schermen, wél zal helpen om in beroep de vrijspraak te krijgen. De Staatsveiligheid heeft er belang bij dat mensen als ik worden beschermd.

De Staatsveiligheid valt onder de bevoegdheid van minister van Justitie Koen Geens. Verwacht u iets van hem?

AlDe’emeh: De minister wist al lang voor mijn outing dat ik voor de Staatsveiligheid werkte. Ik heb hem dat in een gesprek

onder vier ogen verteld. Maar ik verwacht geen tussenkomst. De scheiding der machten impliceert dat hij niet mag tussenkomen in een specifiek dossier. Ik hoop alleen dat hij de top van de Staatsveiligheid kan overtuigen om zijn verantwoordelijkheid in deze zaak te nemen.

Door dit dossier heeft u hoe dan ook aan geloofwaardigheid moeten inboeten. De vraag rijst ook of u dat niet mee in de hand hebt gewerkt door tegelijk onderzoeker, hulpverlener, journalist en infiltrant te willen zijn?

AlDe’emeh: Het ene vloeide haast automatisch voort uit het andere. Aanvankelijk heb ik mij in het thema radicalisering verdiept als onderzoeker. Maar ook als onderzoeker gebruikte ik soms de technieken van de infiltrant om bij mijn informanten te raken. Op die manier kwam ik soms bij families die hulp nodig hadden, 

en is het idee voor een centrum gegroeid. Daarnaast was ik ook als weinig anderen ingevoerd in het geradicaliseerde milieu. Toen de Staatsveiligheid me in 2014 uitnodigde voor een gesprek, heb ik geen seconde getwijfeld: ik wou dit land beschermen tegen terreur. Dat zo veel mensen plots zijn gaan twijfelen aan mijn intenties, doet mij pijn. Zeg mij: wat heb ik fout gedaan? Moet ik nu spijt hebben omdat ik met de voeten van IS-strijders heb gespeeld?

Knack
DOOR JEROEN DE PRETER

Reageer