Het echte verhaal achter de Tunesische aanslagen: de strijd om de moskee

De toestand is broeierig in Tunesië. Toen in 2011 het regime van dictator Ben Ali werd omvergeworpen, won de extremistische islam terrein. Een cruciale plek daarbij is Kairouan, dat door jihadi-salafisten werd uitgeroepen tot hoofdstad van een islamitische staat. Hier radicaliseerde de schutter die op het strand van Sousse 38 hotelgasten vermoordde. Montasser AlDe’emeh en Pieter Stockmans trokken ernaartoe, op zoek naar de aanstokers en hun motieven.

Vrijdag 14 januari 2011. Na maanden van protesten vlucht Zine El Abidine Ben Ali naar Saudi-Arabië. De Tunesische president, die in 1987 aan de macht kwam na een staatsgreep, wordt bij verstek veroordeeld tot 35 jaar cel.

Woensdag 18 maart 2015. Bij een terroristische aanslag op het Bardomuseum in Tunis komen 23 mensen om. De Islamitische Staat eist de verantwoordelijkheid op.

Vrijdag 26 juni 2015. Op het strand van een hotel in Port El Kantaoui, nabij Sousse, schiet Seifiddine Rezgui Yacoubi, een student van de Universiteit van Kairouan, 38 mensen dood.

Kairouan, een van de belangrijkste steden van de islam, heeft de oudste moskee van Afrika. De stad staat met stip op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Bevrijd uit de handen van het seculiere Ben Ali-regime, kortstondig bezet door jihadi-salafisten die de stad claimen als hoofdstad van een islamitische staat, sinds de terreuraanslagen weer stevig in handen van een terugkerende politiestaat.

De rit ernaartoe is eindeloos. Alleen in de krottige dorpjes mindert de waanzinnige buschauffeur wat vaart. Uit de radio kraakt de stem van de nieuwslezer met de zoveelste regeringsmededeling over een opgerolde terreurcel: ‘De verdachten hadden contact met de terroristen die het Bardomuseum aanvielen.’

Het gezicht achter die terreurcellen, daar gaan we naar op zoek.

Donderwolken pakken samen rond de minaret van de Grote Moskee. Binnen heerst rust en waart de ziel van dertien eeuwen geschiedenis door de zuilengalerij. De oude islamitische scholen staan leeg als cultureel erfgoed. In sommige gebouwen zijn nu souvenirwinkels gevestigd. Hier bestond ooit een levendige islamitische gemeenschap.

Kairouan is één van de belangrijkste steden in de islam. De Arabische emir ‘Uqba ibn Nafi‘ stichtte Kairouan in 671 kort na de dood van de profeet Mohammed, als militair hoofdkwartier voor tienduizenden soldaten uit het Omajjaden-kalifaat om van hieruit Noord-Afrika te veroveren en te islamiseren. De stad bleef vier eeuwen lang de onbetwiste hoofdstad van de islamitische kalifaten in Noord-Afrika. Geen wonder dat jihadi-salafisten na de revolutie hun oog lieten vallen op deze hoofdprijs.

Met imam Tayyib Ghozzi (c) Baram Maaruf

Eén week na de val van Ben Ali in januari 2011 klom Mohamed al-Khelif, de zoon van de oude imam, op de preekstoel en zei dat de tijd was aangebroken voor een islamitische staat. Toch vinden we vandaag één van zijn vijanden op de oudste preekstoel ter wereld: imam Tayyib Ghozzi.

In onze traditionele Tunesische islamitische kledij stappen we na het vrijdaggebed recht op de man af. Hij veert op en groet ons als bekende geleerden. ‘Sorry dat ik geen smeekbede voor Palestina heb gedaan’, zegt hij als Montasser zegt dat hij Palestijn is.

‘Jihadi-salafisten wilden onmiddellijk komaf maken met iedereen die had meegewerkt aan de onderdrukking van wat zij het ware geloof noemen’, legt de imam uit in zijn met tapijten behangen spreekkamertje. ‘Daar rekenden ze mij bij. Ze zetten zich af tegen alles wat Tunesisch is omdat ze het associëren met de dictatuur.’

‘Onze jongeren hebben geen kennis over de islam omdat de eerste president Bourguiba alle islamitische instellingen liet sluiten als onderdeel van een agressief seculariseringsbeleid. Daardoor waren kwetsbare jongeren na de revolutie dus snel vatbaar voor extremisten. Ansar Sharia vulde immers de leegte op.’

De conferenties van Ansar Sharia, een jihadi-salafistische beweging die kort na de revolutie werd opgericht en waarin Mohamed al-Khelif een leidersfiguur werd, trokken duizenden geïnteresseerden naar het plein voor de Grote Moskee. Ook islamistische gevangenen die werden vrijgelaten tijdens de algemene amnestie na de val van Ben Ali.

In mei 2012 zat al-Khelif zelfverzekerd op het podium van de massabijeenkomst. Gemaskerde strijders beoefenden gevechtssporten en na de opruiende toespraken barstte de massa uit in een oorverdovend “Allah akbar”. Het plein kleurde zwart van de vlaggen. Vandaag wordt de serene stilte enkel verstoord door klapperende rode Tunesische vlaggetjes.

‘GEEN ISLAM LIGHT’

Wat in tussentijd gebeurde, ontdekken we tijdens onze zoektocht naar Mohamed al-Khelif. Op de hoek van de straat staan twee salafisten bij een motorfiets. Zijn het jihadi-salafisten? Ze kunnen niet meer uitkomen voor hun identiteit, maar we ontwikkelden een zesde zintuig om hen te herkennen. ‘Niemand zal je helpen om ons te vinden’, zegt Karim, één van de mannen.

Met “ons” verwijst hij zonder twijfel naar Ansar Sharia, dat ondergronds ging. We gaan op het terras van een theehuis zitten. ‘De inlichtingendienst houdt me nauwlettend in de gaten’, lacht hij cynisch. ‘Ze weten zelfs dat ik hier nu met jullie zit.’

Plots valt ons de politiewagen op die al drie keer langs het theehuis passeerde. Houdt hij ons echt in de gaten, of zijn we ook paranoia aan het worden? Een beklemmend gevoel, alsof Big Brother onze gedachten leest. Omdat Karim niet durft praten over het verboden onderwerp, moeten we uit een paar cryptische omschrijvingen afleiden dat hij inderdaad een sympathisant van Ansar Sharia en misschien zelfs IS is.

‘Ik ben eerst moslim, dan Tunesiër. We moeten ongelovigen verwerpen. De enige wet is de wet van God.’ Karim verwerpt nationale identiteiten en omarmt de religieuze identiteit als basis voor een kalifaat. Als we vragen of IS in Tunesië toeristische sites zou vernietigen en hij defensief “enkel de sites die afgoderij zijn” antwoordt, weten we genoeg.

Terwijl de politiewagen nog eens passeert, tonen we een foto waarop we samen met een geleerde van al-Qaeda in Jordanië zitten. ‘Heeft hij Pieter uitgenodigd om ​​moslim te worden?’, vraagt Karim. ‘Nee? Het zoveelste bewijs dat zij niet de ware islam volgen.’ Zijn manier om te zeggen dat hij IS steunt, en niet al-Qaeda.

Een paar zomers geleden blaakte Karim van zelfvertrouwen tussen de duizenden sympathisanten aan de Grote Moskee. Ze namen tientallen moskeeën in Kairouan over, bouwden steun uit via liefdadigheid in verwaarloosde wijken, en preekten in straattenten over de islamisering van de staat, media, onderwijs en toerisme.

In 2012 botsten ze met vakbondsleden en vielen ze de Amerikaanse ambassade, een muziekfestival, alcoholverkopers en soefiheiligdommen aan. Het beleid om hen te pacificeren door hen in de politiek te integreren was mislukt. In 2013 werden twee linkse politici vermoord. De regering verbood de derde grote conferentie van Ansar Sharia in Kairouan en stelde de beweging buiten de wet als “terreurbeweging”.

Tijdens de arrestatiegolf die daarop volgde, vluchtten honderden jihadi-salafisten naar Libië – zoals islamisten jaren geleden naar Afghanistan waren gevlucht tijdens de onderdrukking door Ben Ali – waar ze in oorlogsgebied terechtkwamen en militaire trainingen volgden.

Karim bleef wél in zijn geliefde stad Kairouan, balancerend op de slappe koord die de inlichtingendienst voor hem uitspande. Hij aarzelt als we vragen om in zijn huis verder te praten: ‘Welke garantie heb ik dat jullie mijn adres niet aan de inlichtingendienst doorgeven?’ Angstig verdwijnt hij in de donkere achterstraatjes.

We mogen hem volgen naar de lokale moskee. Daar raakt hij aan de praat met een oudere man met lange grijze baard, gewone broek en T-shirt. ‘We zijn op zoek naar Mohamed al-Khelif’, zeggen we. ‘Dat ben ik. En ik geef onder geen enkel beding interviews.’ Het laatste interview stond hij toe aan The New York Times in 2012. Toch zien we dat de man zich verongelijkt voelt en terwijl we vragen op hem blijven afvuren, sijpelen steeds meer antwoorden door.

Een moment van bezinning (c) Baram Maaruf

‘De nieuwe anti-terrorismewet maakt ons gek. Ik weet zeker dat mijn vijanden in deze moskee bij de inlichtingendienst gaan klikken dat ik met buitenlanders spreek. De terrorismedreiging wordt overdreven. Bijvoorbeeld, een paar dagen geleden werden vier broers gearresteerd in hun huis. De media spraken van “gevaarlijke terroristen die regelmatig naar Libië gaan”. Na ondervraging werden ze diezelfde avond vrijgelaten. Hun buurman wilde een persoonlijke rekening vereffenen en had hen vals beschuldigd. Maar dat lees je dan weer niet in de media. Intussen zijn Tunesiërs bang genoeg om dictatoriale wetten te slikken.’

De straatjes worden smaller en donkerder, Karim’s huis blijkt in een arme buurt te liggen. Onmiddellijk krijgen we couscous en fruit voorgeschoteld. Al-Khelif is nu goed op dreef.

‘Ja, op de vrijdag na de val van Ben Ali ben ik gaan prediken in de Grote Moskee. Ik veroordeelde de corruptie van het seculiere systeem. Maar het raam naar vrijheid was maar heel eventjes open. In de jaren zestig preekte mijn vader in de Grote Moskee ook dat president Bourguiba een atheïst was die de islam bestreed. Hij belandde een jaar lang in de gevangenis. Uiteindelijk is er niets veranderd.’

Na de moordaanslag op 15 soldaten op 16 juli 2014 werden 20 moskeeën en 157 islamitische organisaties gesloten wegens “extremisme”. Verschillende predikers bleken niet over een officieel certificaat te beschikken om imam te kunnen zijn en een aantal onder hen had niet eens een diploma secundair onderwijs.

Voor jihadi-salafisten is “extremisme” niets anders dan de ware islam. ‘De zogezegde islamisten van Ennahdha werken samen met de VS om een “islam light” te creëren’, zegt Al-Khelif na een hap couscous. ‘Een islam die zich neerlegt bij dictatuur, bij een democratie die moslims bestrijdt, bij het onrecht in Palestina. En van Kairouan willen ze een dierentuin voor toeristen maken, dood erfgoed in plaats van een levende gemeenschap. Het geld dat de toeristen binnenbrengen, wordt aan de kust geïnvesteerd in discotheken terwijl Kairouan achtergesteld blijft.’

Het is onwaarschijnlijk dat de eeuwenoude islamitische kenniscentra van Kairouan hersteld zullen worden door de seculiere partij Nidaa Tounes, die zichzelf ziet als erfgenaam van Bourguiba. In oktober 2014 wonnen zij de parlementsverkiezingen met 39%. Ook Ennahdha – tweede met 32% – maakt er geen prioriteit van, wat hen excommunicatie door jihadi-salafisten opleverde.

‘Ontwikkeling van islamitische instituten is minder prioritair dan de verankering van de democratie voor alle Tunesiërs’, zei Khaled Jarad, voorzitter van Ennahdha Kairouan. ‘Maar het is waar dat seculieren de integratie van sterke islamitische instellingen in de Tunesische samenleving verhinderen. Daardoor groeit de invloed van intolerante buitenlandse ideologieën.’

KWEEKVIJVER VAN DE ISLAMITISCHE STAAT

Die avond zien we tientallen mannen in trance raken terwijl ze collectief de Koran reciteren op het binnenplein van de Grote Moskee. In een café op de stadsmuren rond de moskee feesten schaars geklede dames met discomuziek, zitten jongens en meisjes door elkaar, en dragen meer meisjes geen dan wel een hoofddoek. Dit is de wereld die zou verdwijnen moest Ansar Sharia de islamitische wetgeving kunnen opleggen.

Waartoe hun ideologie kan leiden zien we in Oueslatia, een woestijnstadje op een uur rijden van Kairouan. Adel Ftaiti, de zoon van de vroegere imam, staat ons op te wachten. ‘Ongeveer dertig jongeren uit onze stad vertrokken naar IS in Libië, Syrië en Irak, bovenop de duizenden die naar Lampedusa ontsnapten’, zegt Adel. ‘De enen dromen van het paradijs in deze wereld, de anderen in het hiernamaals. Eén van hen blies zichzelf op in Libië, een andere doet mee aan wrede acties op het platteland van Damascus.’

Waarom brengt een vergeten stadje met nog geen 10.000 inwoners de meest meedogenloze IS-strijders voort? Het Ben Ali-regime bepaalde zelf de onderwerpen voor vrijdagpreken om een gematigde islambeleving te bevorderen en te verhinderen dat protest tegen de dictatuur zou groeien in de moskeeën. De revolutie bevrijdde naar schatting 5000 officiële moskeeën uit de rigide controle van het regime.

‘Onmiddellijk na de val van Ben Ali bestormden inwoners de moskee’, zegt Adel terwijl we door de lege straten wandelen. ‘Salafisten met al-Qaeda sympathieën veranderden het slot en namen de moskee over. Later kwam de rechter tussen, maar de nieuwe overheid voerde de beslissing nooit uit. Na elke aanslag hoorden we mensen in de moskee “Takbir! Allah akbar!” roepen. Voor de jongens naar Libië en Syrië vertrokken, zagen we ze in groepen trainen op het voetbalveld. De politie greep niet in. Allemaal onder het toeziend oog van het islamistische Ennahdha in de regering.’

‘Dégage Ghannouchi’, slogan tegen de voorzitter van de islamistische partij Ennahda, in Oueslatia © Baram Maaruf

We bellen met Fatma, de zus van de jongen die vecht bij Damascus. ‘Waarom zouden we nog met journalisten spreken?’, zegt ze. ‘We hoopten via de media de overheid tot actie aan te manen om andere families te beschermen, maar het heeft niks geholpen. De propaganda van IS is vele malen sterker. Hoe is het mogelijk dat mijn tweelingbroers toch zijn vertrokken, ondanks de pijn van hun moeder?’

Fatma gaat akkoord als we vertellen dat we de families van Belgische Syriëstrijders al jaren een stem geven. Tijdens het hele gesprek in de dierenartspraktijk van haar broer komen de gruwelen waaraan haar broer meedoet niet één keer aan bod. Te gevoelig.

‘Khalid is altijd een gevoelige jongen geweest’, zegt Fatma. ‘Op zijn kamer bekeek hij video’s over de gruwelen in Gaza. Hij wilde de Palestijnen gaan helpen. Ik denk dat hij rust vond in het salafisme. Maar Walid, een typische meisjesgek met gel in de haren, spotte zelfs met Khalid’s kledij en religiositeit.’

De politieke breuklijnen van dit land liepen dwars door de familie: Khalid ging vaak naar de moskee en werd daarom tijdens het Ben Ali-regime voortdurend meegenomen voor ondervraging door de politie, maar zijn eigen vader was lid van Ben Ali’s partij.

‘Toen Ennahdha de verkiezingen won en in de regering stapte, sloot Khalid zich meteen bij hen aan’, vertelt Fatma. ‘Hij volgde vormingen over democratie. Vandaag is hij tegen democratie. Hij was observator van de verkiezingen. Vandaag is hij tegen verkiezingen.’

In de eerste maanden na de revolutie hadden de democratische islamisten van Ennahdha de politiek in handen, de antidemocratische salafisten hadden de moskeeën. Khalid schipperde tussen beiden. Hij had zoals vele politieke salafisten gehoopt dat Ennahdha de islamitische wetgeving zou invoeren, maar dat gebeurde niet.

‘Dus grepen sommige salafisten naar geweld. Khalid was diep teleurgesteld in Ennahdha. Hij begon te trainen en vertrok uiteindelijk met een groep jongeren. De laatste keer dat we iets van hem hoorden, was toen hij ons liet weten dat hij meedeed aan de strijd tegen de Koerden in Kobani.’

Fatma toont een foto van haar broer Khalid in Syrië © Baram Maaruf

Meteen wist Fatma dat ze ook Walid zou verliezen, ook al was hij nooit religieus. Hij vertrouwde haar toe dat hij kapot was zonder zijn tweelingbroer. ‘Op zijn Facebook-account vond ik een gesprek met een ronselaar’, zegt Fatma. ‘Die beloofde hem een bedrag van 750 euro. Vader nam Walid mee naar de politie in Tunis, maar die deed niks. Een paar weken later was hij weg.’

Fatma toont foto’s van de broers tijdens hun diploma-uitreiking met een trotse moeder, van de jongens als IS-strijders, en van Walid’s dode lichaam. Op zijn gezicht rust een glimlach. Pas dan beginnen Fatma’s tranen op te wellen.

‘Die foto vond ik gewoon op Facebook. En dan kregen we een bericht: “Walid is een martelaar”. Het lijkt dat hij nog leeft. We konden hem niet begraven. Hij vertrok, liet niets meer horen, en nu is hij voor altijd weg. Iets in mij is met hem gestorven.’

Fatma, bio-ingenieur, vond werk bij Weslatia Trip Tours, een agentschap voor ecotoerisme dat wandelpaden aanlegt in de adembenemende landschappen rond Oueslatia. ‘Als we onze regio niet snel toeristisch ontwikkelen, ondergaan we het lot van Kasserine’, zegt ze.

‘Daar hebben terroristen een basis uitgebouwd in de bergen rond de stad. Is het niet onvoorstelbaar dat de minst ontwikkelde grensregio’s met Algerije en Libië gecontroleerd worden door gewapende groepen? De economie raakt erop afgestemd. Wij willen mensen een andere bron van inkomsten bieden. Toerisme tegen terrorisme, dat is onze slogan.’

Fatma’s vader, een gepensioneerde vrachtwagenchauffeur, komt ons uitwuiven als zijn neef ons een lift aanbiedt. ‘Ik herken hem niet meer sinds zijn zonen weg zijn’, zegt de neef. ‘Vroeger was hij een gerespecteerd man. Nu praat hij met niemand meer. Hij staat op de rand van een zenuwinzinking.’

Kairouan spant met een torenhoge werkloosheid sowieso al de kroon van het aantal zelfmoorden in Tunesië: vijftien per maand. Voor de laatste zonnestralen achter de horizon verdwijnen, zien we nog net de dorpjes die tot de armste van het land behoren.De regering erkende de zwakke economische groei, de totale afwezigheid vaninvesteringen in landbouw en toerisme. Maar geen krakende nieuwslezersstem die daarover spreekt.

100.000 ARRESTATIES

Na de aanslag in het Bardo Museum in maart 2015 begon de volgende arrestatiegolf. De regering sloot nog meer moskeeën en islamitische verenigingen, en ontsloeg nog meer imams. Human Rights Watch noemde dit beleid illegaal, disproportioneel, en een “terugkeer naar de autoritaire praktijken van het oude regime”.

De regering schendt een nieuwe wet die de repressieve wet van Ben Ali afvoerde, omdat enkel de rechterlijke macht verenigingen kan sluiten, als er een duidelijk en imminent gevaar van uitgaat.

Ayman is één van de 100.000 mensen – 1% van de Tunesische bevolking – die in de eerste helft van 2015 werden opgepakt. De islamitische vereniging van zijn broer werd gesloten. In alle geheim ontmoeten we hem in ons hotel. Hij spreekt op fluistertoon en kijkt angstig om zich heen.

‘Na de val van Ben Ali werd mijn broer directeur van een islamitische organisatie die hulpgoederen inzamelde voor vluchtelingen en mensen uitnodigde naar het geloof. Alles was legaal. Maar een jaar geleden werd de vereniging gesloten. We hebben nooit een beslissing van een rechter gezien. De inlichtingendienst heeft hem zo gek gemaakt, dat hij naar Libië is gevlucht. Hij is geen strijder. Hij werkt in Tripoli, en is er getrouwd. En nu doen ze hetzelfde met mij.’

Om de haverklap wordt Ayman opgeroepen door de inlichtingendienst. ‘Ze binden me dan vast aan handen en voeten en gooien me in de kofferbak. In de gevangenis zit ik met 200 anderen in een ruimte voor 50, ook minderjarigen. Ze houden me wakker ’s nachts, serveren bedorven eten, weigeren toegang tot een advocaat, dwingen me documenten te ondertekenen zonder dat ik ze mag lezen. Ze doen ons zonder kleren in de kou staan. Ik wil alles ondertekenen om hen te doen stoppen.’

De rechter spreekt Ayman telkens opnieuw vrij, maar toch legde de politie hem zelf een straf op. ‘Ik kreeg een reisverbod en een werkverbod voor jobs bij de overheid. Ik ben de enige kostwinner in een gezin van vier. Mijn verloofde haakte af. Ik hunker naar de dag waarop ik vrij ben.’

Ayman zegt niks met jihadisten te maken te hebben. Hij begrijpt niet waarom de inlichtingendienst energie in hem steekt. ‘Ze zorgen er zelf voor dat we de staat haten. Ze toonden mijn foto op de televisie met de tekst dat ik tot een “terreurcel” behoor. Wij zijn de brug waar ze over rijden om de dictatuur te vestigen.’

De bekende imam Ridha Jaouadi, geen antidemocratische salafist maar een democratische islamist, vreest dat seculiere partijen meewerken aan een sluipende aanval op islamisten. Hij verwijst naar wat in Egypte gebeurde.

In plaats van enkel radicale imams te ontslagen, vindt hij dat andere imams beter opgeleid moeten worden zodat een genuanceerde islamitische kennis ontstaat in Tunesië. Slechts 5% van de imams heeft een diploma van de islamitische Zeitouna Universiteit. 45% heeft een ander universitair diploma, 28% heeft een bachelor diploma. 13% heeft een diploma secundair onderwijs.

Er komt een nieuw instituut voor imamopleidingen in Kairouan, maar het budget van het ministerie voor Religieuze Zaken is nog altijd slechts 40 miljoen euro. Ter vergelijking: het budget van het ministerie voor Binnenlandse Zaken is 984 miljoen euro. En sinds de aanslag in Sousse in juni 2015 werd het verhoogd met nog eens 63 miljoen euro.

De regering kondigde de noodtoestand af en eind juli stemde het parlement een anti-terrorismewet die nog meer bevoegdheden geeft aan de veiligheidsdiensten. Het land heeft nu alle instrumenten in handen om islamisten te onderdrukken.

Beeld Baram Maaruf.

Reageer